Stamppotten

Op koude winterdagen wordt in Nederland stamppot gegeten, een éénpansgerecht van aardappelen, boerenkool, zuurkool, andijvie of wortels en uien dat wordt opgediend met (rook)worst of een lapje vlees en jus. Lange tijd, tot in de twintigste eeuw, werden dergelijke gerechten echter bereid tijdens de oogstmaanden (eind juli tot begin oktober), wanneer arbeiders lange dagen maakten op het land en veel energie nodig hadden om het zware werk te kunnen verrichten. Daarnaast was stamppot een goedkoop éénpans- of éénpotsgerecht dat gemakkelijk in grote hoeveelheden gemaakt kon worden en waar de kok weinig werk aan had.

De stamppot van aardappels, wortels en uien wordt hutspot genoemd. In beide benamingen zit het woord pot. In de ene pot wordt de inhoud gehusseld en in de andere wordt het gestampt. Van beide namen voor dit type menggerecht is het woord hutspot ouder dan het woord stamppot. Het begrip stamppot stamt uit de twintigste eeuw en wordt gebruikt voor een gestampte maaltijd. Het begrip hutspot wordt al vanaf de zestiende eeuw gebruikt.

De onderdelen van de stamppot worden in één pan in ruim water met zout goed gaar gekookt. Daarna wordt het water afgegoten en worden alle onderdelen door elkaar gestampt met een stamper, en af en toe geroerd. Naar smaak wordt zout, peper en eventueel boter of ander vet toegevoegd. Direct daarna wordt het gerecht geserveerd. Daarbij kan nog los vlees gegeven worden. Favoriet bij sommigen is een kuiltje jus in de stamppot.

 

Lees meer

Twijfel niet, laat van je horen!